Zingeving
Wat heeft een jaar schrijven mij gebracht? Een uitlaatklep, meer begrip en verbinding. En ook, zingeving. Vanaf heden een nieuwe reeks columns, toegespitst op de uitdagingen van een hoogsensitief persoon (HSP).
Hoogsensitiviteit, een eigenschap waar vele mede-migraineurs zich wellicht in zullen herkennen. In een notendop betekent dit dat je gevoeliger bent voor prikkels (zowel intern als uit je omgeving). Je neemt meer prikkels waar, verwerkt ze dieper en legt meer verbindingen. De eigenschap is aangeboren en komt bij 1 op de 5 (20%) van de mensen (en dieren!) voor en evenveel bij mannen als bij vrouwen. Het heeft een evolutionaire functie; voor onze overleving is het altijd belangrijk geweest dat er mensen waren met scherpe antennes. HSP worden dan ook wel gezien als kanaries in een kolenmijn, zij voelen ongezonde of gevaarlijke (werk)situaties of omgevingen vaak snel aan.
Hoogsensitiviteit wordt vaak pas ontdekt wanneer je aan de last-kant zit (zoals tijdens burn-out) en de uitdaging zit erin om deze om te zetten naar kracht. De metafoor van een orchidee en een paardenbloem wordt vaak gebruikt als het gaat om HSP. Een paardenbloem groeit en bloeit overal, maar een orchidee heeft de juiste zorg en leefomgeving nodig om tot bloei te komen. Uit onderzoek blijkt dat HSP die opgroeien in een negatieve omgeving extra gevoelig zijn voor stress en afwijzing, terwijl HSP die zich gesteund voelen en opgroeien in een rustige, warme omgeving juist beter functioneren dan niet-HSP. Ze zijn dan zelfs veerkrachtiger.
Vanuit een intense beleving van emoties en prikkels ging ook ik op zoek naar manieren om mijn ervaringen te begrijpen. Mijn eerste ‘existentiële crisis’ beleefde ik op mijn 21e en bracht mij bij het werk van psychiater Irvin Yalom. Hij stelt dat er vier existentiële waarheden over het leven zijn die we allemaal onder ogen moeten zien: dat we doodgaan, fundamenteel eenzaam zijn, zelf zin aan ons bestaan moeten geven en zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de keuzes die we maken. Pak aan.
Eerder dit jaar zat ik in de wachtkamer van de afdeling Radiologie, voor een mammografie. Ik was daar alleen want maakte me van tevoren niet veel zorgen. Wat vrij bijzonder is voor een hypochonder als ik. Maar na twee confrontaties met kanker eerder die week ging het terwijl ik daar zat toch ineens spoken in mijn hoofd: ‘Hmm iedereen is hier met iemand samen, lekker slim San om alleen te gaan, wat nou als je straks ineens slecht bericht krijgt? Hoe zou dat eigenlijk gaan, zo’n slecht-nieuwsgesprek? Ik stelde het me voor en het zweet brak me uit. ‘Wie zou ik bellen, wie wil ik dan bij me hebben?’ Maar ook: ‘Zou ik me als ik straks een ernstige diagnose krijg, in het zicht van de dood, nog druk maken om … (vul in wat nu moeilijk voor je is)? Waarschijnlijk niet, en het zou gelijk ook een stuk makkelijker zijn om minder te pleasen, wat egocentrischer te zijn, grenzen aan te geven en me uit te spreken (stel ik me zo voor). Ik stapte even helemaal in dat gevoel en visualiseerde erop los (luguber, I know) maar het bracht wel nieuwe inzichten en ik besloot – na een gelukkig goede uitslag – om niet te wachten op die levensbedreigende ziekte maar nu vast meer te leven alsof ik een doodvonnis heb gekregen (wat feitelijk ook zo is, en dat geldt voor ons allemaal). Sindsdien stel ik mezelf regelmatig de vraag: ‘Doet dit er nog toe over 5 jaar, of als ik er niet meer ben?’
Heeft Irvin Yalom trouwens ook een mooi boek over geschreven, over doodsangst en de weg naar een zinvoller leven. Waarbij degene die het mij verkocht destijds zei: ‘Daar zal ik maar een heel vrolijk papiertje omheen doen’.